Er waren tijden dat pacifisten militaire dienst weigerden. Mensen gingen met zelfgeschilderde borden de straat op om hun standpunten te verdedigden. Muzikanten maakten protestliederen die door de jonge generatie luidkeels meegezonden werden. Er waren tijden dat gemeenschappen samen op zoek gingen naar betere wereld. Vandaag deelt een vriend uit verontwaardiging een krantenartikel op Facebook. Mensen voeren maatschappelijke discussies via Twitter. En iedereen betuigt steun en medeleven door de kleuren van zijn profielfoto aan te passen. Het lijkt of anno 2017 maatschappelijk activisme vooral op internet leeft. Wanneer ik – uit goede bedoelingen – weer een column over milieuproblematiek of discriminatie op social media deel, betrap ik mezelf op een verlangen naar die andere tijden: de jaren ’60 en ’70. Ben ik te laat geboren of is er sprake van pure verheerlijking? Hoog tijd om eens met een oudere generatie in gesprek te gaan.
Hoewel ik in 1990 geboren ben, was ik aanwezig bij de val van de Berlijnse muur. Mijn ouders waren getuige van het historische moment toen de eerste mensenmassa sinds 28 jaar onder de Brandenburger Tor doorliep. Als ik van mijn geboorte terugreken naar 9 november 1989, dan kan ik in volle overtuiging zeggen dat ik er ook bij was. De daaruit voortvloeiende vereniging van Oost- en West-Europa kenmerkt het begin van een relatief zorgeloze tijd in de Westerse wereld. De Koude Oorlog was ten einde en de economie floreerde. De jaren ’90–generatie groeide op in rijkdom en welvaart met als grootste zorg of ze wel of geen Furby voor hun verjaardag zouden krijgen. Tot de kredietcrisis van 2008 hadden wij geen flauw benul dat de wereld niet maakbaar was. Zelfs de terroristische aanvallen op 11 september 2001 leken nog een ver-van-ons-bed-show. Onze ouders wisten wel beter.
Op kerstochtend zit ik met mijn ouders aan het ontbijt. Het is tijd voor de prangende vraag die al tijden op mijn lippen ligt:
“vinden jullie mijn generatie lui?” Ze beginnen te lachen.
“Hoe bedoel je dat?” vraagt mijn moeder.
“Nou,” leg ik uit.
“Oma bracht met gevaar voor eigen leven verzetskranten rond, Carel – mijn schoonvader – weigerde dienstplicht en jullie stonden op het Malieveld tegen kernbommen te demonstreren. En wat doe ik? Ik zit veilig op de bank en typ stukjes met de boodschap dat mensen wel iets liever tegen elkaar mogen doen.” Mijn ouders beginnen het gesprek amusant te vinden.
“Dan doe je toch iets,” antwoordt mijn moeder.
“Ja maar, ik voel me soms zo passief,” geef ik toe.
“Weet je lieverd,” mijn vader neemt het woord.
“Het klinkt allemaal heel nobel, maar tijdens die demonstraties werden flyers uitgedeeld voor een volgende demonstratie. Het was ook een soort leefwijze. Jouw omgeving deed het, dus jij deed het ook. Ik zeg niet dat ik niet achter de standpunten stond, zeker wel, maar ik betwijfel of mijn aanwezigheid veel heeft bijgedragen aan een betere wereld.”
Hier moet ik even over nadenken. Opinie maken is inderdaad anders dan daadwerkelijk iets ondernemen om de wereld te verbeteren.
“En oma dan?”
“Tja, ik denk niet dat we die omstandigheden met de onze kunnen vergelijken,” stelt mijn vader. Daar heeft hij wel een punt. Hoewel juist de Holocaust duidelijk heeft gemaakt dat niet iedereen met gevaar voor eigen leven voor de medemens opkomt.
De dagen na dit gesprek maken mijn hersenen overuren. Wat mij vooral dwars zit, is de nonchalance waarmee mijn ouders over het onderwerp praatten. Dit lijkt niet te stroken met hun vroegere levenshouding. Tegelijkertijd kan ik niet ontkennen dat we in andere tijden leven. Misschien was het aansluiten bij een demonstratie destijds wel net zoiets als het tegenwoordige liken van een artikel van de Correspondent. Opinie maken vindt vandaag de dag voor een groot deel op het internet plaats. Dit lijkt meer invloed te hebben dan met een protestbord op het Binnenhof te gaan staan. Toch zit de nonchalante houding van mijn ouders ten opzichte van maatschappelijk activisme mij niet lekker. Zij zijn de babyboomers, de hippiegeneratie. Waarom vinden zij het nu niet meer nodig om hun idealen wereldkundig te maken?
Ik besluit meer onderzoek naar de totstandkoming van activisme te doen en kom er achter dat er zelfs een encyclopedie over youth activism bestaat. “If democratic societies are to survive, they need citizens who are informed and concerned and who take action when necessary to improve the status quo,” stelt psycholoog Lonnie Sherrod. Deze zin spreekt me aan. Als generatiegenote Emma Watson een speech over feminisme houdt en deze viral gaat, gaan anderen over de inhoud denken en er – hopelijk – ook naar handelen. Juist! Een samenleving heeft activisten nodig. En inderdaad, Sherrod schrijft dat als een bekende influencer als Watson haar voice laat horen, haar luisteraars gestimuleerd worden om actie te ondernemen. Ook blijkt dat opvoeding en educatie een rol speelt in latere activistische uitingen van een kind. Ouders en onderwijzers kunnen kinderen activeren in het vormen van een kritische blik op de wereld.
Andere belangrijke influencers die Sherrod noemt zijn de media. Dit verklaart voor een deel het bestaan van het internetactivisme. Veel informatie wordt aangeleverd via het internet. Dit invloedrijke medium biedt de lezers de ruimte om te reageren. Vanuit dit perspectief praten we niet over passiviteit, maar over de werking van activisme binnen een bepaalde tijdsgeest. Internet biedt mogelijkheden. Aan ons de taak om het medium effectief te benutten om idealen aan te kaarten.
De vraag die me nog rest is of en waarom jongere generaties vaak een belangrijke, activistische rol in een samenleving spelen. Volgens Sherrod heeft het met socialisatieproces van jongeren te maken. Onderdeel van een groepscultuur zijn idealen en er samen voor strijden. Bovendien zijn jonge mensen nog volop in ontwikkeling. We ontdekken de wereld en vormen er een mening over.
Na het lezen van al deze informatie, kan ik de omgang met idealen van mijn generatie en de nonchalante houding van mijn ouders in een ander daglicht plaatsen. Ik besef me dat ik zou kunnen stellen dat ik, omdat mijn ouders vroeger op het Malieveld stonden en mij daar over verteld hebben, actief met mijn idealen bezig ben. Ik moet ze niet verwijten dat ze passiever geworden zijn. Hun tijd is geweest. Het is nu aan ons. Op onze manier. Tot slot, moet ik aan mezelf toegeven dat in mijn haat-liefde verhouding met het internet en voorkeur voor oude protestliederen over de hedendaagse rapsongs, een verheerlijking van de jaren ’60 en ’70 schuilt. Laat ik mijn generatie niet afvallen vanwege persoonlijke voorkeuren. Vanaf vandaag typ ik opinieartikelen met op de achtergrond ‘Welterusten, meneer de president.’