Kiekeboe

De een brengt zijn basisschooltijd voornamelijk op de gang door. Simpelweg omdat hij met zijn aanhoudende drukte de andere leerlingen van het werk afhoudt. De ander heeft net iets meer moeite met sporten en heeft het zonder ‘pufje’ gauw benauwd. Weer een ander loopt elke dag met zooltjes in zijn schoenen. Een hulpmiddel om rugpijn tegen te gaan. Geen van allen kiezen voor hun afwijking. Ze zijn ermee geboren en weten niet beter. De eerste normale mens moet nog ontdekt worden, zo wordt gezegd. Normaal is een relatief begrip en heeft voor iedereen een andere connotatie. Waarom wil iedereen dan toch zo graag ‘normaal’ zijn?

Onlangs werd ik opnieuw geconfronteerd met dit verlangen. Ik heb geen ritalin, pufje of steunzolen nodig, maar leef al jaren op antidepressiva. Als kind was ik gevoelig en zorgelijk. In in mijn puberjaren kwam de ziekte tot uiting. Verschillende diagnoses werden gesteld en gewijzigd. Therapie na therapie volgde zonder bevredigend resultaat. Uiteindelijk bleek ‘chronische depressiviteit’ toch de beste benaming voor mijn klachtenpakket en daarmee antidepressiva de beste oplossing. Ik geef niet graag op, want ik vind het niet erg om hard te werken. Zo knok ik me door het leven. Ondanks mijn dagelijkse portie vermoeidheid en ‘kwetsbaarheid’ – zoals ze dat zo mooi noemen – bleef ik geloven in mogelijkheden met als resultaat dat ik, na een fijne studietijd met leerzame stages, vrijwilligersklussen en een bestuursjaar, deze zomer mijn Masterbul in Kunstwetenschappen in ontvangst hoop te nemen. Ik zal zeker niet stellen dat ik harder moest werken dan anderen. Ik besef me maar al te goed dat achter ieder gezicht een wereld op zich schuilgaat. Wel weten mijn nabije omgeving en ik hoe deze jaren verlopen zijn en vooral dat ik de wonderpil van Mike Boddé helaas nog niet gevonden heb.

Sinds enkele jaren werk ik aan een boek over mijn ziekteverloop waarvan het schrijfproces zo langzamerhand zijn einde nadert. Er zijn al verschillende autobiografieën gepubliceerd over geestesziektes, maar met geen van hen kon ik mij daadwerkelijk identificeren. Vooral vanwege het feit dat een verhaal eindig is en dat is het mijne voorlopig nog niet. Daarnaast heb ik mijn twijfels over de houding van vele hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg. Het ergste wat een psycholoog of psychiater kan doen, is een persoon het gevoel te geven een patiënt te zijn. Het gaat hier om mensen die meestal een prima verstand hebben en tenminste hun eigenwaarde willen behouden. Serieus genomen worden is de sleutel tot vertrouwen. Het is niet mijn bedoeling om de GGZ af te vallen. Integendeel. Ik wil juist de hulpverleners een kijkje geven in het leven van een jonge vrouw met een (fysieke) aanleg voor depressiviteit die niets liever wil dan een ‘zo normaal mogelijk leven’ leiden. Wat dat dan ook mag betekenen. Mocht het boek ooit gepubliceerd worden, dan zou ik graag een deel van de verkoopprijs doneren aan onderzoek naar (chronische) depressiviteit. Er zit vooruitgang in het onderzoek naar het menselijk brein, maar we zijn er nog lang niet en wellicht zullen we het nooit volledig kunnen doorgronden. Dat geeft niet, zolang de therapeut of arts in kwestie dit durft toe te geven en geen slordige, ondoordachte beslissingen maakt. Liever onwetendheid dan misvattingen met alle gevolgen van dien.

Om terug te komen op het fenomeen ‘normaal willen zijn’ en de daarmee verbonden clichés, wil ik nog kort ingaan op de angst om ‘anders’ gevonden te worden. Tijdens mijn adolescentie hield ik mezelf voor dat mijn ziekte alleen voor mij bestond. Ik verborg het voor anderen en werd om de zoveel tijd keihard geconfronteerd met de nadelen van het stilzwijgen. Ik leerde dat zolang je jouw innerlijke wereld voor anderen geheim houdt, je altijd het gevoel zult hebben er alleen voor te staan. Lange tijd voelde ik geen connectie met de mensen om mij heen met als gevolg dat mijn pessimisme en angsten alleen maar sterker werden. Naarmate ik ouder werd, besloot ik toch mensen in vertrouwen te gaan nemen en ik moet zeggen dat ik hier weinig schade van ondervonden heb. Niet te hoeven liegen over de reden waarom je niet op een feestje verschijnt is een verademing. Toch is het een grote stap om mijn gedachtewereld open te stellen voor een wijdere wereld dan mijn directe familie en vriendenkring. Het is echter een noodzakelijke stap, want zolang er gezwegen wordt, is er geen ruimte voor ontwikkeling en geen gevecht tegen vooroordelen en stigmatisering. Daarom deel ik nu mijn wereld. Heb geen medelijden en schroom je niet om vragen te stellen. Ik ben niet zielig. Ik ben een hardwerkende, jonge vrouw zonder ritalin, pufje of steunzolen, met antidepressiva, die geen zin meer heeft om verstoppertje te spelen. Kiekeboe!