Een oudere man loopt naast een puberjongen. Vermoedelijk zijn kleinkind. Ze passeren een boom vol roze bloesem.
OPA
Vincent van Gogh is langs geweest.
THOMAS
Maar opa, die is allang dood.
OPA
Al meer dan 100 jaar om precies te zijn.
THOMAS
Dan kan hij toch niet langskomen!
OPA
De kunstenaar is overal.
THOMAS
Hè?
OPA
Zie je die boom?
THOMAS
U-huh.
OPA
Pak je telefoon.
Jullie kunnen tegenwoordig toch plaatjes tevoorschijn goochelen.
THOMAS
Je bedoelt googelen.
OPA
Ja, dat.
Zoek eens ‘Amandelbloesem’ van Vincent van Gogh op.
THOMAS
Dat is onze boom.
OPA
Precies.
THOMAS
Hoe weet je dat Van Gogh hier geweest is?
OPA
Hij is hier niet geweest.
Althans, niet dat ik weet.
THOMAS
Ik snap er niets meer van.
OPA
Weet je waarom juist deze boom me opvalt?
Omdat Van Gogh hem me laat zien.
THOMAS
Maar dat is een andere boom.
OPA
Dat doet er niet toe.
Schilderijen verbeelden niet de werkelijkheid.
Ze tonen wat je wilt zien.
De kunstenaar is daar.
Opa wijst naar zijn hersenen.