Door rood

Nog maar twee witte strepen en het was hem gelukt. Zo gemakkelijk kon het gaan. Teruggaan was geen optie meer. Dat zou de situatie alleen maar bemoeilijken. Toch bleven de zenuwen door zijn lijf vloeien. Angstig keek hij om zich heen. Er waren geen auto’s te zien.

Een fietser reed op de weg die de zijne kruiste. Het was een blonde vrouw met achterop de fiets een jongetje met een capuchon op zijn hoofd en donkerblauwe regenlaarsjes aan. Ze leek gehaast en zag hem niet. Als ze wel gekeken had, was er eigenlijk geen verschil geweest. Iedereen deed wel eens wat hij deed. Anderen stonden er niet bij stil. Dat hij een enorme drempel overging, zou voor anderen een hooguit vermakelijk zijn. Wat hem tegenhield om die laatste stappen te zetten was onverklaarbaar. Hij was al zo ver.

Margreet zou trots op hem zijn als ze wist wat hij deed. Hij zou het haar maandag vertellen. “Zie je nou” zou ze zeggen. “Het is een kwestie van een knop omzetten en gaan.” Er zijn dagelijks duizenden mensen die de wet overtreden en dit was slechts een kleine overtreding. “Groot genoeg om een bekeuring te krijgen” hield hij zichzelf voor.

Weifelend keek hij naar de grote witte strepen op de weg. Ze waren niet wit meer. Verschillende grijze bandensporen waren duidelijk zichtbaar. Het vergrootte zijn onrust. Niets is zwart of wit. Ook een zebrapad niet. Wat zou het toch fijn zijn als dat het wel was. Daarom hield hij zo van regels en brak hij ze liever niet. Hij wilde leven met de illusie dat grijs niet bestond. Ineens hoorde hij een hoge mannenstem van opzij. “Hé, waarom loop je niet door? Zie je dan niet dat het rood is?” Hij keek naar rechts en zag een politieagent op een motor. De schrik sloeg hem om het hart. Betrapt. Margreet moest trots op hem zijn.